Van de ‘Club van Rome’ tot Bram van der Lek Hoe willen wij nu eigenlijk ons milieu beschermen? S.F. Breuer, Streven. Jaargang 26 - DBNL (2024)

[pagina 523]

[p. 523]

Van de ‘Club van Rome’ tot Bram van der Lek
Hoe willen wij nu eigenlijk ons milieu beschermen?
S.F. Breuer

Het publiek en de milieubescherming

In zijn boek Overleven we dit? zegt Barry Commoner: ‘Wij zijn langzamerhand al aardig vertrouwd geraakt met deze nare verhalen over milieuverontreiniging en we beginnen ze al knap vervelend te vinden. Maar wat we ervan kunnen leren, hebben we nog steeds niet begrepen’Ga naar voetnoot1.

Deze woorden kan ik niet anders dan bevestigen. Mijn beroep is het geven van informatie over politieke en maatschappelijke verschijnselen en veranderingen aan luchtmachtmilitairen van alle rangen en het met hen daarover discussiëren. Ten tijde van het in Nederland verschijnen van het ‘M.I.T.- rapport’ van de ‘Club van Rome’ (maart - april '72) was milieu-hygiëne het gespreksthema en op de kleine 1000 man bij wie ik het ter tafel bracht, waren Commoners woorden wel van toepassing. Nu kan men zeggen dat militairen een apart volkje zijn, niet representatief voor de Nederlandse bevolking, maar met zo'n uitspraak wil ik erg voorzichtig zijn; vele toehoorders waren bovendien ‘halve burgers’, nl. dienstplichtig. Bij de burgers met wie ik over milieu-hygiëne sprak buiten de militaire dienst, nam ik geen grote verschillen in reactie waar. Generaliserend onderscheidde ik de volgende aspecten in die reactie:

- verzadiging (men had er al zo vaak over gehoord);

- betrekkelijk onbegrip (ettelijke essentiële punten had men toch niet dóór);

- verwarring (er wordt zovéél over milieu-hygiëne gezegd en niet zelden tegenstrijdigs);

- goede wil (vrijwel steeds werd de noodzaak van milieu-bescherming ingezien);

- gevoel van onmacht (in dubbele zin: nl. zowel t.a.v. de eigen rol bij de oplossing van de problemen als in de opvatting dat alleen deskundigen hier met goed fatsoen over konden praten).

Wat dit laatste betreft, stel ik mij graag op het standpunt van Bram van der

[pagina 524]

[p. 524]

Lek, die - zelf deskundige - de leek een hart onder de riem steekt: ‘U moet van deskundigen dan ook nooit onde de indruk komen. Wat u met uw gewone “boeren-verstand” (een geweldige uitdrukking, want boeren hebben al achtduizend jaar te maken met die ingewikkelde natuur) niet begrijpen kunt, is de moeite van het begrijpen niet waard’... en: ‘wat er met het milieu aan de hand is, kan iedereen begrijpen. Wanneer iemand zo geleerd staat te doen, dat u het niet volgen kan, is het óf iemand die niet goed kan uitleggen, óf iemand die helemaal niet wil dat u begrijpt hoe het echt in elkaar zit’Ga naar voetnoot2.

Welnu, na deze troost en uitgaande van de goede wil, hoop ik - op gevaar af bij te dragen tot oververzadiging t.a.v. dit onderwerp - het onbegrip, de verwarring en het gevoel van onmacht eens wat nader te bezien.

De publieke discussie over milieu-bescherming in Nederland

Zo ongeveer rond 1960 zijn wij er echt vaak over begonnen te praten. In 1962 schreef de Amerikaanse Rachel Carson haar Dode Lente. Het boek maakte diepe indruk. Met overmaat van feiten uit talloze onderzoekingen beschreef Rachel Carson de rampzalige gevolgen van vnl. de chemische bestrijdingsmiddelen met een nuchtere beheersing die wel op ingehouden woede lijktGa naar voetnoot3. Ook in Amerika was de reactie groot. President Kennedy liet een commissie instellen die de gevolgen van chemische bestrijdingsmiddelen moest onderzoeken; in '63 produceerde die een rapport (Use of pesticides) dat de resultaten van het boek bevestigde. Veel verandering bracht een en ander overigens niet voort. In Nederland werd - voor wat de overheid betreft - in 1962 de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Bestrijdingsmiddelenwet, in 1963 de Kernenergiewet en de Wet Gevaarlijke Stoffen aangenomen. In '69 volgden nog de Wet Hygiëne en Veiligheid Zweminrichtingen, de Wet Hygiëne Kampeerplaatsen (beide nog niet in werking) en de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren; in '70 de Wet inzake de Luchtverontreiniging (echter pas met ingang van 18 september 1972 volledig ingevoerd). De Wet Bodemverontreiniging en de Wet Geluidshinder zijn nog in de maak. Daarnaast beperkte de publieke discussie zich natuurlijk niet tot de gevolgen van bestrijdingsmiddelen, maar signaleerde braaf alle mogelijke andere oorzaken van lucht-, water-, bodem- en ruimte-verontreiniging, o.a. door verbrandingsprodukten, afval, lawaai, inperking van de ruimte, etc.. Het besef dat wij een eco-tactiek moeten gaan volgen werd algemeen, maar over het hoe werd nogal verschillend gedacht. De overheid stelde (in 1962) een Inspectie voor de Hygiëne van het Milieu in; het Open-

[pagina 525]

[p. 525]

baar Lichaam Rijnmond won aan betekenis, evenals het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater (RIZA), dat in 1971 werd aangevuld door de Stichting Toegepast Onderzoek Reiniging Afvalwater (STORA), etc., etc.Ga naar voetnoot4; veelal resulteerde een en ander in maatregelen op het gebied van test en onderzoek. De publieke opinie daarentegen groeide steeds meer naar bijsturende actie, maar de filosofie er achter was lang niet altijd dezelfde.

Men kan daarin drie richtingen onderscheiden:

- een - meestal lokale - directe dreiging moet afgewend worden (vestiging van milieubedervende industrie in de nabijheid);

- streven naar een grotere milieu-bewustheid van de mensen;

- de maatschappij in haar geheel is op de verkeerde weg.

De vraag ‘hoe willen wij nu eigenlijk ons milieu beschermen? Zijn de burgers de schuld of is het de maatschappijstructuur?’ weerspiegelt zich duidelijk in de literatuur hierover, die in steeds grotere hoeveelheden van de persen rolt.

Vooral vanaf 1970. Een onderzoek naar het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van industriële leiders in het Rijnmondgebied valt voor hen allerminst vleiend uit en wijst op de dubbelzinnigheid van de bedrijfsbelangen en de betrekkelijke onmacht van andere maatschappelijke organenGa naar voetnoot5. Het dringt aan op mentaliteitsverandering. Heel duidelijk naar de maatschappijstructuur wijst de SUN-uitgave Miljeuvervuiling en machtGa naar voetnoot6. De overbevolking in de wereld als oorzaak van de milieuvervuiling wordt er echter sterk in gerelativeerd en zeer geëngageerd wordt aangedrongen op actie gericht op het verkrijgen van macht. Veel meer nadruk op individueel milieubewust gedrag legt daarentegen P. SwatekGa naar voetnoot7, die op al datgene wijst wat wijzélf moeten doen. De variëteit van standpunten blijkt duidelijk ook uit de bundeling van een aantal artikelen over milieu-hygiëne in het Handboek voor vervuild NederlandGa naar voetnoot8. Bij dezelfde uitgever verscheen Paul Ehrlich's klemmende waarschuwing tegen ongeremde bevolkingsgroeiGa naar voetnoot9.

De climax in de discussie over milieu-hygiëne wordt bereikt na het in Nederland verschijnen van het rapport van de ‘Club van Rome’Ga naar voetnoot10, waarin het

[pagina 526]

[p. 526]

zwaartepunt wordt gelegd op het ombuigen van de exponentiële groeiprocessen.

Een paar maanden geleden is tenslotte Bram van der Lek's milieuboekje verschenen, dat de overbevolking wel als probleem ziet, maar het toch relativeert naast die ene grote oorzaak: ons maatschappij-systeem van vrije markteconomieGa naar voetnoot11.

Over de verwarring

En nu weet iedere Nederlander waar hij aan toe is. Ja, weet hij dat? Het regent publikaties. Het milieuprobleem is - het klinkt bijna profaan - gepopulariseerd. Dagelijks verschijnen artikelen in de pers. Het weekblad Haagse Post is zo half en half een semi-ecologisch tijdschrift te noemen. Er zijn al boeken over milieu-hygiëne voor lager- en middelbaar onderwijsGa naar voetnoot12 en op het ogenblik kan men er een Teleac-cursus over volgen. Dit is geen kritiek, veeleer een dankbare constatering. Alleen, soms is het moeilijk de grote lijn te zien. Inderdaad, dr. van der Lek, dan moet het gezonde verstand ons helpen. Want waar ligt nu de nadruk op? ‘Op de overbevolking’, zegt de Club van Rome, zeggen ook prof. Kuenen en dr. PerdeckGa naar voetnoot13. ‘Veel meer op het kapitalistische systeem’, zeggen Bram van der Lek en de schrijvers van de SUN-brochure. ‘We moeten zélf beginnen, aan onze eigen mentaliteit’, zegt SwatekGa naar voetnoot7, zegt drs. Louwe KooymansGa naar voetnoot14, zegt ir. ZijlstraGa naar voetnoot15, zeggen de onderzoekers van de industriële leiders van RijnmondGa naar voetnoot5. Maar in het voorwoord van de SUN-brochure staat: ‘Er moet geld op tafel komen om het probleem op te lossen. De belastingbetaler moet opgepept worden om dit geld op te brengen. De industrie immers wil niet armer, maar liever nog rijker worden van de vervuiling. Het is daarom noodzakelijk dat het miljeuprotest weer wordt teruggebracht bij de gewone mensen en wordt ingepast in het protest tegen hun gehéle leefsituatie van slechte huizen enz.’Ga naar voetnoot16. Bram van der Lek zit op dezelfde toer: hij beschrijft hoe in de vervuilingsketen de consument - die aan het einde van de keten zit - wordt gemanipuleerd en roept dan uit: ‘Waarom moeten wij dan onze mentaliteit veranderen?’Ga naar voetnoot17.

Het zijn zo maar enkele uitspraken uit de zeer vele waaruit de verwarring moge blijken.

[pagina 527]

[p. 527]

Mét Bram van der Lek zou ik hier willen pleiten voor dat verrukkelijke boerenverstand dat wij moeten gebruiken.

Over het groeiend begrip

Veel van de verwarring zal immers wijken als wij er nuchter over denken. Natúúrlijk is het dan zo dat wij onze mentaliteit moeten verbeteren en milieubewust moeten leven. Als consument moeten wij ‘nee’ leren zeggen, weten hoe met huishoudelijk afval om te gaan, hoe thuis met water om te gaan en met de energie en met zeep, huidcrème, shampoo, verpakkingsmateriaal, middelen tegen onkruid en insekten in onze tuin. Hoe is onze houding ten opzichte van ons gebruik van auto en bromfiets? En zo kunnen wij onszelf nog veel verbeteren. Rond Oudjaar hebben wij onlangs 20 miljoen gulden aan vuurwerk verstookt, bijvoorbeeld. Maar ons gezond verstand zal - na te hebben toegegeven dat vele kleintjes een grote kunnen maken - toch ook zeggen, dat het inderdáád niet draait om de kleur van ons toiletpapier. Belangrijker is de mentaliteit van de grote vervuiler aan het begin van de vervuilingsketen: de bedrijven, de industrieën en hun leiders; en de overheid. Nóg meer belangrijk is dan inderdaad verandering van sommige maatschappij-structuren, het herzien van sommige economische axioma's, beperking van exponentiële groei.

En zie: nu blijkt dat ons inzicht in het afgelopen decennium toch wel gegroeid is. Het is maar een indruk, maar is onze visie op de milieuproblematiek toch niet méér een gehéél geworden, meer geïntegreerd? Zien we niet méér het verband tussen de eerst geïsoleerde deelproblemen? Heel duidelijk spreekt die geïntegreerde aanpak uit Van der Lek's milieuboekje (o.a. ‘... het is ook niet juist om de milieu-problemen los te zien van andere verschijnselen in de maatschappij. De vervuiling van de lucht, de vergiftiging van het water, het dumpen van afvalstoffen in zee, het tot in het waanzinnige opvoeren van de consumptie van bepaalde (en bepaald niet de nuttigste) goederen; al deze dingen hangen samen met datzelfde sociaal-economische systeem, dat ook verantwoordelijk is voor de uitbuiting van de derde wereld, voor oorlogen en oorlogsvoorbereiding, voor de ongelijke inkomstenverdeling, het ontbreken van arbeiders-medezeggenschap, de autoritaire verhoudingen in onderwijs en bedrijf, huur-wantoestanden, revolutie-bouw, en altijd maar stijgende prijzen’Ga naar voetnoot18).

Aan die geïntegreerde aanpak valt niettemin altijd nog veel te verbeteren.

[pagina 528]

[p. 528]

Voor en tegen Van der Lek's milieuboekje

Ook bij Van der Lek zelf, vind ik, maar dat is veelal kwestie van nuance: - de overbevolking als oorzaak van het milieuprobleem is te zeer gerelativeerd; de andere exponentiële groeiprocessen - zoals genoemd in het M.I.T.-rapport - (industrialisatie, voedselproduktie, verbruik van grondstoffen en de vervuiling zélf) staan te veel in de PSP-grondverf (de kapitalistische uitbuiters zorgen wel dat de armzalige werknemer onderdrukt blijft);

- de historische ontwikkeling van ons economisch stelsel, volgens de vijf fasen van economische groei (RostovGa naar voetnoot19) t/m de laatste, d.w.z. die van de consumptie-maatschappij waarin zovele dienstverlenende beroepen ontstaan, dus die van de maatschappij van de overvloed (GalbraithGa naar voetnoot20) geeft naar mijn mening een meer natuurlijk geïntegreerd beeld van hoe het allemaal zo gekomen is en wat er aan gedaan moet worden.

Daar staat tegenover dat Van der Lek ronduit meesterlijk is in het doorprikken van schijnoplossingen: b.v. dat produktiegroei welvaart betekent; de heilige koe van de werkgelegenheid; de ingebouwde slijtage; de vervuiler moet niet betalen, maar ophouden met vervuilen, etc.. (Wat dit laatste betreft: SUN schrift 46 rekent ons alleraardigst voor, dat de consument in vergelijking met de industrie weinig vervuilt. maar wél het meest betaaltGa naar voetnoot21).

Sterk is Bram van der Lek ook waar hij het schuldbesef bij ons poogt te transponeren tot de overtuiging dat we moeten handelen, daarmee het in het begin gesignaleerde gevoel van onmacht wegnemend.

Over het schuldbesef zegt hij: ‘Om het milieu te veranderen zal het systeem zelf veranderd moeten worden. En daar is méér voor nodig dan wat schuldbesef bij de mensen. Integendeel, dat schuldbesef kan het inzicht in de werkelijke oorzaken versluieren’Ga naar voetnoot22.

Over onze onmacht en de macht

Het bekend worden met de milieu-problematiek ging (gaat) bij velen gepaard met een gevoel van onmacht: ‘Wat kan ik er nou aan doen? Wat kan ik doen aan de tonnen zouten die door onze rivieren stromen, aan de smog in de Rijnmond, aan het uitsterven van de zeehond in de Wadden, etc. etc.?’ Dat gevoel wordt nog versterkt als blijkt hoe moeilijk op overheid en bedrijfsleven kan worden ingepraat, hoe weinig de overheid en wij grove overtredingen van de milieu-hygiëne kunnen aanpakken. In feite is het meestal

[pagina 529]

[p. 529]

nog alleen de oude Hinderwet (uit 1875, in 1952 aangepast) waarmee wij nog iets kunnen doen.

Toch verandert ook dat gevoel van onmacht geleidelijk. Het heeft, geloof ik, niet alleen met milieubewust leven te maken. Sedert de revolte van de studenten, sedert New Left, sedert provo en de Kabouters is het begrip ‘buitenparlementaire actie’ algemeen geworden. In 1971 konden Paul van Tongeren en Ben ter Veer een brochure samenstellen over 28 (buitenparlementaire) mondiale actiegroepen die in Nederland werkzaam warenGa naar voetnoot23. In datzelfde jaar schreef Piet Reckman Naar een strategie en metodiek voor sociale aktieGa naar voetnoot24, niet veel minder dan een handboek hoe je actie moet voeren, inclusief bespreking van alle mogelijke technieken. Nederland leert eenvoudig steeds beter hoe het actie moet voeren. T.a.v. milieu-hygiëne heeft het voeren van actie een hoge graad van degelijkheid bereikt. Van der Lek besteedt een derde deel van zijn boekje aan het hoe, waarom en waartegen van milieu-acties; hij geeft voorbeelden en wijst er op hoe de wetten gehanteerd moeten worden; er zijn al heel wat acties die zonder meer tot resultaat hebben geleid (men denke aan Progil, Gasalarm, de Leidse Baan, de weg door het Heiloërbos, de werkgroep Amelisweerd, Ooypolder e.a.). Natuurlijk heeft de actie begrensde mogelijkheden. Van der Lek zegt zelf: ‘Het is natuurlijk een illusie, dat een milieu-actiegroep wel even de hele kapitalistische maatschappij zal hervormen. Zelfs een gesloten front van milieu-actiegroepen kan niet veel meer doen dan hier of daar een concessie afdwingen. Die dan nog vaak schijn is, omdat er elders een andere milieu-aantasting voor in de plaats komt’Ga naar voetnoot25.

De perfectionering van de milieu-actie gaat nog steeds door. De rapporten van diverse actiegroepen zijn soms juweeltjes van vakwerk, werkelijk ook door deskundigen samengesteld. Op 30 dec. '72 verscheen in het NRC-Handelsblad een artikel van Wouter van Dieren, waarin hij de afweermechanismen, stoplappen en stereotiepe reacties bespreekt van de ‘officiële machinerie’ (die de actiegroepen bij voorkeur beschuldigen van bv. emotionaliteit, van ‘de klok te willen terugzetten’, ‘welzijn ten koste van welvaart’ te willen, etc.)Ga naar voetnoot26.

Zo verandert de onmacht geleidelijk in (een beetje) macht. SUNschrift 46: ‘Willen we ooit het probleem van de miljeuhygiëne op afdoende wijze oplossen, dan zullen we aan de mensen en instituties, die vaak verborgen gaan

[pagina 530]

[p. 530]

achter democratiese schijn de macht moeten ontnemen en deze terugbrengen naar waar ze hoort, namelijk bij het VOLK!’Ga naar voetnoot27.

Besluit

Na dit marxistisch geluid wil ik besluiten met een passage uit een voordracht, die op zich niets met milieu-hygiëne te maken had, maar naar mijn gevoel wonderwel de geïntegreerde visie weergeeft die de problemen van onze maatschappij van nu vereisen. De voordracht werd op 25 Oktober '72 op Kreta uitgesproken en handelde over de mogelijke bijdragen van het Christendom aan leiderschap:

‘As I see it, we are faced to-day in the world with three great problems:

a. the problem of developing man, forever more trapped in the structures of our time;

b. this same trapped man since 1945 has the means to commit collective suicide with ABC-weapons and pollution;

c. these problems, the result of technical progress, caused him to lose confidence in progress. As a culture we have no perspective and thus we have lost our hope for the future.

All three problems require a solution. This is not only a question of idealism, but first and foremost a question of dire necessity. In our answer we shall have to allot man a central place, and this not in the sense of merely being nice to another. What I want to put across is, that in our thinking, answering and acting, “the other man” must be included, whoever he be. No single structure, small or large, can be more important than Man. If man feels trapped by human institutions we must have the courage to intervene in our own structures and change them if they are found wanting...’.

Ja, dat zou nu mijn drijfveer zijn voor milieu-actie en maatschappij-omturning: naastenliefde.

voetnoot1
Barry Commoner, Overleven we dit?, Elsevier, Amsterdam, 1972, p. 13.
voetnoot2
Bram der Lek, Het milieuboekje, Van Gennep, Amsterdam, 1972, 109 pp., f 4,50. pp. 8-10.
voetnoot3
Rachel Carson, Dode Lente, vert. A.H. v. Loon, Becht, Amsterdam, 1963.
voetnoot4
Een indruk van wat de overheid doet, geeft de uitgave van het Min. van Volksgezondheid en Milieuhygiëne: Milieuhygiëne in Nederland, Staatsdrukkerij, Den Haag, 1972.
voetnoot5
Wim Blauw / Harry van Dijke / Ton van Gils / Fred van Wijnen, Luchtverontreiniging: laten de industriële leiders ons stikken?, Universitaire Pers Rotterdam, Rotterdam, 1970.
voetnoot6
SUN schrift 46, Miljeuvervuiling en macht, SUN, Nijmegen, 1970.
voetnoot7
P. Swatek, Gids voor een milieubewust leven, Elsevier, Amsterdam, 1972.
voetnoot8
W. van Dieren (red.), Handboek voor vervuild Nederland Elsevier Amsterdam, 1972.
voetnoot9
Paul Ehrlich, De bevolkingsexplosie, Elsevier, Amsterdam, 1972.
voetnoot10
Rapport van de Club van Rome, Aulapocket 500, Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1972.
voetnoot11
Bram van der Lek, o.c..
voetnoot12
Bijvoorbeeld bestemd voor de hogere klassen van het Middelbaar Onderwijs: B.A. Bennema, Milieuhygiëne, Wolters/Noordhof, Groningen, 1971.
voetnoot13
Tijdschrift Kernvraag, dec. 1972, ‘Interviews over milieu-hygiëne’, p. 51 e.v., resp. p. 55 e.v..
voetnoot7
P. Swatek, Gids voor een milieubewust leven, Elsevier, Amsterdam, 1972.
voetnoot14
Kernvraag, o.c., p. 27.
voetnoot15
Kernvraag, o.c., p. 50.
voetnoot5
Wim Blauw / Harry van Dijke / Ton van Gils / Fred van Wijnen, Luchtverontreiniging: laten de industriële leiders ons stikken?, Universitaire Pers Rotterdam, Rotterdam, 1970.
voetnoot16
SUN schrift 46, o.c., p. 5.
voetnoot17
Bram van der Lek, o.c., p. 58.
voetnoot18
Bram van der Lek, o.c., p. 66.
voetnoot19
W.W. Rostov, De vijf fasen van economische groei, Aula, Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1964.
voetnoot20
J.K. Galbraith, The affluent society, Pelican Books.
voetnoot21
SUN schrift 46, o.c., pp. 27-30 en pp. 73-75.
voetnoot22
Bram van der Lek, o.c., p. 59.
voetnoot23
Paul van Tongeren en Ben ter Veer, 28 mondiale aktie-groepen in Nederland (IKV-brosjure nr. 2, Voorburg, 1971).
voetnoot24
Piet Reckman, Naar een strategie en metodiek voor sociale aktie, (Anthos), Bosch en Keuning, Baarn, 1971.
voetnoot25
Bram van der Lek, o.c., p. 66.
voetnoot26
Wouter van Dieren, In naam van de vooruitgang! Van wie, zei u?, in NRC-Handelsblad, 30 dec. 1972.
voetnoot27
SUNschrift 46, o.c., p. 5.
Van de ‘Club van Rome’ tot Bram van der Lek Hoe willen wij nu eigenlijk ons milieu beschermen? S.F. Breuer, Streven. Jaargang 26 - DBNL (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Edwin Metz

Last Updated:

Views: 5697

Rating: 4.8 / 5 (58 voted)

Reviews: 89% of readers found this page helpful

Author information

Name: Edwin Metz

Birthday: 1997-04-16

Address: 51593 Leanne Light, Kuphalmouth, DE 50012-5183

Phone: +639107620957

Job: Corporate Banking Technician

Hobby: Reading, scrapbook, role-playing games, Fishing, Fishing, Scuba diving, Beekeeping

Introduction: My name is Edwin Metz, I am a fair, energetic, helpful, brave, outstanding, nice, helpful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.